Het voelt raar om buiten te lopen. De rechtermouw van
mijn jas is naar binnen getrokken en hangt daar ongebruikt naar beneden. In een
mitella ligt mijn rechterarm onder de jas voor mijn buik. Sinds kort in het gips.
Bij een gebroken arm stelde ik me altijd een duidelijk
door midden geknakt bot voor, maar ook een klein scheurtje in het bot is genoeg
om je veel pijn en een aantal weken gips te bezorgen. Het eerste is met
pijnstillers goed te verhelpen. Het gips is vooral erg wennen.
Na een dag binnen ben ik nu op weg naar het winkelcentrum
voor wat kleine boodschappen. Ik voel me een beetje opgelaten in mijn nieuwe
status van (tijdelijk) gehandicapte.
De eerste boodschap is heel passend: bij de drogist vraag
ik om een doosje ibuprofen. Onhandig vis ik mijn portemonnee uit m’n tas en
zoek met mijn linkerhand de goede munten. Het meisje achter de toonbank wacht
geduldig op mijn gehork en stort het wisselgeld behulpzaam in het ritsvakje dat
ik open hou. Eerste hindernis genomen.
Nu naar Albert Heijn. Zo’n mandje op wielen dat je achter
je aan kunt trekken is nu wel erg handig. Ik verzamel er mijn boodschappen in
en wandel naar de kassa. Terwijl ik het mandje op de lopende band zet, roept de
cassière: “Wat is er nóu gebeurd?”
Ik lach een beetje ongemakkelijk: “Gestruikeld...”“En nou?” informeert ze verder,
“Nou zit m’n arm in het gips”, vertel ik.
Ze wil nog meer weten: “Hoe is dat nou gebeurd?”
Ik vertel kort dat ik zo stom was om over een snoertje te vallen en beaam dat de meeste ongelukken gewoon binnenshuis gebeuren. Tot mijn opluchting begint ze dan toch mijn boodschappen te scannen, maar nu bemoeit de vrouw achter me zich er ook mee.
“Het is ook nog je rechterarm; ben je links?”
Ik schud mijn hoofd, “Nee, rechts. Maar over een paar weken ben ik wel links.”
Intussen laat de kassa zien hoeveel ik moet betalen en
manoevreer ik manmoedig linkshandig met mijn portemonnee. De vrouwen kijken
meewarig toe en mijn medeklant roept naar de cassière dat ze me maar een extra
mini moet geven. Nee, dat ze me eigenlijk helemaal niet moest laten betalen. Ik
lach mee: “Welja, dan moet ik er ook maar van profiteren hè.”
Voordat ik het weet worden mijn spullen voor me in mijn
tas gedaan.“Ach weet je”, zegt de vrouw achter me relativerend, “ik wil er niks aan afdoen hoor, maar er zijn nog veel ergere dingen! Dít is over een week of wat weer over, maar er zijn ook dingen die nooit meer over gaan.”
Ik knik dat ze gelijk heeft, pak mijn tas en bedank ze allebei hartelijk.
Dan loop ik vlug de winkel uit. Wat een vriendelijkheid:
zo’n gipsarm brengt het mooie en hulpvaardige in de medemens naar boven. Ik vind
het echt heel lief, maar ... ik ben blij dat het maar tijdelijk is.
... en een blog schrijven/plaatsen lijkt me ook niet makkelijk met één hand ... Sterkte en beterschap!
BeantwoordenVerwijderen