Drie kilometer fietsen is een heel eind als je net vijf
dagen geleden voor het eerst na twaalf weken voorzichtig bent opgestapt. Met
een meerennende fysiotherapeute ging ik tot de hoek en terug. Het viel mee.
Dezelfde middag fietste ik nog een stukje en ik merkte dat het toch wel
intensief was. Maar oefenen helpt, dus dat doe ik.
Vandaag heb ik een afspraak voor ‘het bevolkingsonderzoek’,
waarvoor ik om de twee jaar word opgeroepen. Het gebeurt in een soort grote
camper, op het terrein van de brandweerkazerne, drie kilometer fietsen vanaf
mijn huis.
Moeizaam stap ik af en zet m’n fiets op slot. Ik zie twee vrouwen voor me naar binnen gaan. In het piepkleine wachtkamertje staan vijf stoelen en gelukkig is er nog één vrij. De vrouwen om me heen zien er uit alsof ze ongeveer van mijn leeftijd zijn. Het gesprek gaat over mobieltjes. Verontwaardigd stellen ze vast dat er maar van uitgegaan wordt dat iedereen zo’n ding bij zich heeft. Nergens meer een telefooncel. En dan vertraging hebben met de trein… kun je niet eens vanaf het station je dochter bellen die je zou komen halen.
Ik hoor het aan en denk aan mijn vader. Als negentigjarige
vond hij het vreselijk om in een verpleeghuis tussen ‘al die ouwe mensen’ te
zitten. Ik ervaar een lichte variant op dat gevoel: hoor ik echt bij deze
doelgroep van ouwe wijven?
Na tien minuten ben ik aan de beurt. In een smal pashokje
mag ik mijn bovenkleding uittrekken en dan begint de bezoeking van de
mammografie. De dienstdoende assistente zet me naast het martelwerktuig met
twee rechte platen waar mijn borsten tussen geklemd moeten worden. Ze duwt en
trekt aan me om me in de onmogelijke positie te zetten die voor de foto gewenst
is. Een borst wordt tussen de platen gepropt, die daarna ongenadig op elkaar klemmen.
Dan loopt de assistente naar de andere kant van het kamertje om de foto te
maken. Drie keer herhaalt zich deze ellende en dan nog een vierde keer omdat
foto één niet goed was.
Ik zucht opgelucht als het gebeurd is en de assistente verwijst
me zonder een glimlachje terug naar het pashokje. Ik bedenk dat zo’n vreselijk apparaat
met rechte platen om foto’s van ronde borsten te maken alleen maar door een man
ontworpen kan zijn. Eentje die weinig hart heeft voor oudere vrouwen. Dat moet
toch vriendelijker kunnen. Die assistente trouwens ook met haar gesjor en
geduw. Twee minuten later komt ze me vertellen dat de foto’s gelukt zijn en dat
ik kan gaan. ‘U krijgt de uitslag binnen twee weken’. Er verschijnt zowaar een
flauw glimlachje op haar gezicht als ze me een goede dag wenst.
En dan moet ik nog drie kilometer terug fietsen. Nét voor ik
opstap krijg ik een what’s appje van mijn dochter. Of ze vast koffie voor me
zal zetten. ‘Graag’, app ik terug en glimlachend stop ik mijn telefoontje in m’n
zak en stap op de fiets.
Oh, auw, naar, jáá!
BeantwoordenVerwijderenStoer ook dat je weer bent gaan fietsen na zo gevallen te zijn, maar dat terzijde ...