Helemaal ontsmet stap ik onder de douche vandaan.
Van het ziekenhuis kreeg ik de instructie om voor de operatie hibiscrub en bactroban in huis te halen.
Het blijkt te gaan om een soort antibacteriële zeep en een neuszalf. Ik weet niet zo goed hoe ik het moet gebruiken, maar op internet vind ik ergens een ziekenhuisfolder met uitleg. De neuszalf moet vijf dagen lang twee maal daags met een wattenstaafje in de neusgaten gesmeerd worden en met de hibiscrub mag ik me enkele dagen lang vóór het douchen van top tot teen inzepen. Dat alles moet er voor zorgen dat ik zo bacterievrij mogelijk het ziekenhuis in ga.
Terwijl ik voor de spiegel het doorzichtige zalfje in mijn neus smeer, bedenk ik hoe relatief dit alles is. Toen ik eind juli van mijn fiets viel en mijn heup brak, werd ik regelrecht vanuit de berm naar het ziekenhuis gebracht. Niks hibiscrub en bactroban. Toch hou ik me braaf aan de voorschriften. Ik droog me af met een schone handdoek, trek frisgewassen kleren aan en dan verlaat ik de badkamer. Op mijn blote voeten loop ik over de groezelige vloer van de overloop en dan de trap af, die nodig gezogen moet worden. Beneden heeft H. al thee gezet en met mijn bacterievrije neus wrijf ik even langs zijn ongeschoren wang.
Nog een paar dagen, dan word ik geopereerd. En over een week ben ik al weer thuis. Dan zal ik het druk krijgen met revalideren. Weer aan de pijnstillers, weer aan de tromboseprikjes, weer voorzichtig leren lopen. Maar ontsmetten met hibiscrub en bactroban hoeft dan niet meer. Laat die bacteriën maar komen.
zondag 24 november 2013
zaterdag 23 november 2013
Blindengeleidehonden
Toevallig heeft mijn dochter een vrije dag als ik met mijn twee slechtziende redacteuren een vergadering bij mij thuis heb afgesproken. Ze wil ze wel even van de trein gaan halen in haar Fordje Ka. Passen daar twee passagiers en twee geleidehonden in? Vast wel.
Terwijl zij op weg gaat naar het station, zet ik koffie en speculaas klaar en maak al wat voorbereidingen voor de lunch, zodat dat straks niet te veel tijd kost. We hebben veel te bespreken en om half drie moeten ze weer weg.
Als ze een tijdje later binnenkomen is het huis meteen vol
hond. Twee vrolijke labradors verkennen het huis, slobberen gulzig van het
water dat ik voor ze neerzet en snuffelen in alle hoeken voordat ze een plekje
zoeken in de buurt van onze voeten.
We beginnen met koffie, koek en even bijkletsen. Het gaat
vooral over de honden, die dan ook behoorlijk aanwezig zijn. De grootste heeft
meteen vriendschap met mijn dochter gesloten, die, volwassen als ze is, meteen
weer de Mama-ik-wil-ook-een-hond reflex heeft. De blonde labrador is sinds kort
de geleidehond van E. Ze vertelt hoe blij ze met hem is en hoe anders hij is
dan haar vorige hond, die al een paar jaar geleden overleden is. De kleinere zwarte is een stuk ouder, en ondergaat het dolle
geduw en gesnuffel van de ander een beetje lijdzaam.
Maar als we na de lunch
even naar buiten gaan, zodat de twee nog even kunnen rennen voor de terugreis,
is het de zwarte die over een slootje springt, een rietsigaar vangt en woest
stukbijt en weigert om meteen braaf terug te komen als het baasje roept. We zijn maar net op tijd terug. De taxi voor A. staat al
voor en de chauffeuse zegt een beetje kribbig dat ze op het punt stond om weer
weg te rijden.
“Maar er was afgesproken dat jullie eerst zouden bellen”,
zegt A. geschrokken. Ze stapt in de taxi en deze keer luistert haar zwarte
monster gelukkig meteen en komt netjes voor haar voeten zitten.
E. gaat met de bus naar het station en omdat mijn dochter
inmiddels vertrokken is, breng ik haar naar de halte. Met de fiets, want een
kilometer lopen kan ik op het moment niet. Je moet goed nadenken over hoe je
iemand met een geleidehond de weg wijst. Ik vertel waar wel en geen stoep
loopt, waar een oversteek is en waar we links of rechtsaf moeten. Dat is
precies genoeg informatie voor E. om haar hond de goede commando’s te kunnen
geven. En de rest doet hij. Als ik ze even voor laat gaan omdat op een voetpad
zo’n zig-zag hekje staat, zie ik dat de hond keurig precies genoeg ruimte maakt
om E. door het hekje te laten. “Wat doet ie dat knap”, roep ik vanaf m’n fiets
en E. zegt trots: “Dat is de eerste keer dat we zo’n hekje doen!” Bij de
bushalte laat ik het duo met een gerust hart achter.
Ik fiets naar huis om een verslag te gaan maken van onze
vergadering. Het was een productieve bijeenkomst, maar dat is niet interessant
voor een blog; dat komt gewoon in de notulen.
zondag 17 november 2013
Instappers
’s Morgens een nieuwe heup, in de namiddag de eerste
loop-oefening. Zo zal het gaan volgens de informatie-klapper van het
ziekenhuis. En op de tweede dag na de operatie, als ik de trap op en af kan,
mag ik weer naar huis. Dat is lekker snel.
De klapper geeft als instructie mee dat het raadzaam is om
stevige schoenen mee te nemen. Liefst instappers, want ik zal niet kunnen en
mogen bukken om veters of ritsen vast te maken.
Als er één soort schoeisel is, waar ik een hekel aan heb,
zijn het instappers. Maar omdat ik straks toch echt zelf m’n schoenen aan wil
kunnen trekken, ga ik wel op zoek.
In de schoenenwinkel bekijk ik somber het rekje met
instappers. De één nog vreselijker dan de andere. De meeste met van die
opstaande randjes om de neus en sommige, ieiek, met zo’n bengelend muntje
voorop. Het enige paar dat ik min of meer aanvaardbaar vind, heeft een
prijskaartje van 95 euro.
Ik kijk rond of er nog andere mogelijkheden zijn. Korte
laarsjes misschien, die wijd genoeg zijn om zo in te stappen? Terwijl ik alle
laarzen inspecteer op bruikbaarheid, komt een verkoopster vragen of ik het kan
vinden. Ik leg haar mijn probleem voor en samen constateren we dat geen van de
laarzen geschikt is om zonder bukken in te stappen. Onverrichter zake ga ik
naar huis.
Waarom koop je geen sloffen? Vraagt mijn dochter een dag
later. Ze wijst een paar half-hoge zachte ‘laarsjes’ aan bij Hunkemöller. Ik
vind ze best leuk en ga ze passen. Maar helaas, als het kartonnen
zooltje-voor-de-show er uit is, zijn deze alles behalve stevig.
Een uur later vind ik uiteindelijk voor een habbekrats een
paar doodsaaie, grijze pantoffels. Ze zijn stevig, ze zijn warm, je kunt er zo
instappen, maar mooi….. ach, je kunt niet alles hebben. “Nooit gedacht dat ik
nog eens zulke pantoffels zou kopen”, zeg ik tegen E. als ik ze meeneem naar de
kassa.
Thuis haal ik die saaie, grijze dingen uit hun doos en
bedenk dat er misschien toch nog wel iets van te maken is…
Zo zijn ze wel grappig toch? Je moet zo’n ziekenhuis bezoek ook niet somberder maken dan nodig is.
zaterdag 9 november 2013
Een kunstheup. Mag ik even een potje janken?
Ik wist dat de mogelijkheid bestond. Als ik pech had, zou de
breuk in mijn bot de bloedtoevoer naar de kop van de heup teveel belemmeren en
dan kon die afsterven.
Pas toen de orthopeed me op de foto aanwees wat er gebeurde,
begreep ik dat het andersom was geweest: als ik geluk had, zou het goed gaan.
Zoveel geluk had ik dus niet.
Door volhardend te oefenen was ik weer zover dat ik een
kilometer kon lopen zonder krukken. Een beetje hinkend nog, maar toch. Maar op
een dag ging het niet meer. Zakte ik door m’n been, hoe ik ook probeerde om het
stevig neer te zetten.
In het ziekenhuis heb ik weer twee krukken nodig om de lange
gangen door te komen. Van de fractuurpoli naar de röntgenafdeling en terug en dan
mag ik meteen door naar de orthopeed. Die bevestigt mijn bange vermoeden dat
het foute boel is en dat ik alsnog een kunstheup moet. Geduldig wacht hij tot
ik m’n neus gesnoten en drie keer diep ingeademd heb en net zo geduldig
beantwoordt hij al mijn vragen. “Kun je het hebben om meteen een afspraak voor
een operatie te maken?” vraagt hij dan voorzichtig, en betraand maar
vastberaden knik ik ja.
Dus wordt de ziekenhuisdag nog langer. Samen met H. ga ik
naar het restaurant om iets te eten, want over een uur kunnen we terecht bij
een verpleegkundige om de opname te bespreken. ‘Binnen drie weken’, heeft de
orthopeed gezegd, ‘en als alles vol gepland is, moet er iemand anders wijken.’
Vakkundig weet de dame achter de balie me in het operatieschema te proppen; er
hoeft niemand voor mij afgezegd te worden.
Er volgt nog een gesprek met de anesthesist en dan moet er
nog bloed geprikt worden. Om kwart voor vier hink ik naast H. naar de
parkeerplaats. Met een zucht vanuit mijn tenen kruip ik moeizaam in de auto en
ik probeer aan het idee te wennen dat ik opnieuw geopereerd moet worden.
H. omarmt opgewekt zijn rol als mantelzorger. Hij rekent me
voor hoeveel specialisten zich vandaag met me beziggehouden hebben en zegt dat
het toch fijn is dat het allemaal zo snel kan. Zonder meer maakt hij zich vrij
om me te brengen en halen. Hij spreekt me moed in en rijdt me naar huis. Ik zet
m’n tanden op elkaar en besluit om zo weinig mogelijk te zeuren. Maar mag ik
wel eerst even een potje janken? Daarna zal ik weer positief zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Verhalen over verwondingen en bijna-ongelukken
Twee energieke zeventigers zitten bij mij in de huiskamer aan tafel. E. en H. zijn broers en ze werken al bijna vijftig jaar bij Vrijwillig ...
-
Het is ongeveer 10 kilometer fietsen naar Sanguin en voor alle zekerheid doe ik een regenjas aan. Als ik er bijna ben, begint het zachtjes...
-
Er ligt een klein, hemelsblauw eitje in de tuin. Helemaal gaaf ligt het op een onbegroeid stukje grond. Mijn eerste opwelling is, het op e...
-
“Maak er eens een wat mooiere opstelling van”, zegt dirigent W. De alten wat meer naar links ja, en de sopranen een beetje naar voren… Geh...