Ik wist dat de mogelijkheid bestond. Als ik pech had, zou de
breuk in mijn bot de bloedtoevoer naar de kop van de heup teveel belemmeren en
dan kon die afsterven.
Pas toen de orthopeed me op de foto aanwees wat er gebeurde,
begreep ik dat het andersom was geweest: als ik geluk had, zou het goed gaan.
Zoveel geluk had ik dus niet.
Door volhardend te oefenen was ik weer zover dat ik een
kilometer kon lopen zonder krukken. Een beetje hinkend nog, maar toch. Maar op
een dag ging het niet meer. Zakte ik door m’n been, hoe ik ook probeerde om het
stevig neer te zetten.
In het ziekenhuis heb ik weer twee krukken nodig om de lange
gangen door te komen. Van de fractuurpoli naar de röntgenafdeling en terug en dan
mag ik meteen door naar de orthopeed. Die bevestigt mijn bange vermoeden dat
het foute boel is en dat ik alsnog een kunstheup moet. Geduldig wacht hij tot
ik m’n neus gesnoten en drie keer diep ingeademd heb en net zo geduldig
beantwoordt hij al mijn vragen. “Kun je het hebben om meteen een afspraak voor
een operatie te maken?” vraagt hij dan voorzichtig, en betraand maar
vastberaden knik ik ja.
Dus wordt de ziekenhuisdag nog langer. Samen met H. ga ik
naar het restaurant om iets te eten, want over een uur kunnen we terecht bij
een verpleegkundige om de opname te bespreken. ‘Binnen drie weken’, heeft de
orthopeed gezegd, ‘en als alles vol gepland is, moet er iemand anders wijken.’
Vakkundig weet de dame achter de balie me in het operatieschema te proppen; er
hoeft niemand voor mij afgezegd te worden.
Er volgt nog een gesprek met de anesthesist en dan moet er
nog bloed geprikt worden. Om kwart voor vier hink ik naast H. naar de
parkeerplaats. Met een zucht vanuit mijn tenen kruip ik moeizaam in de auto en
ik probeer aan het idee te wennen dat ik opnieuw geopereerd moet worden.
H. omarmt opgewekt zijn rol als mantelzorger. Hij rekent me
voor hoeveel specialisten zich vandaag met me beziggehouden hebben en zegt dat
het toch fijn is dat het allemaal zo snel kan. Zonder meer maakt hij zich vrij
om me te brengen en halen. Hij spreekt me moed in en rijdt me naar huis. Ik zet
m’n tanden op elkaar en besluit om zo weinig mogelijk te zeuren. Maar mag ik
wel eerst even een potje janken? Daarna zal ik weer positief zijn.
Nou, dat is schrikken. Wat een pech!
BeantwoordenVerwijderenWens jou (en jouw mantelzorger) veel sterkte toe.