Twee energieke zeventigers zitten bij mij in de huiskamer aan tafel. E. en H. zijn broers en ze werken al bijna vijftig jaar bij Vrijwillig Landschapsbeheer. Ze wilden wel hierheen komen voor een interview.
Ik zet gauw m’n opname-apparaat aan als H. vertelt over een winterse dag toen ze de wilgen rondom een wiel aan het knotten waren. Er lag een dode vos aan de rand van het bevroren water. Eén van de knotters wilde de staart van het dier wel hebben. “Hij pakte een grote snoeischaar en knipte zó die staart af!”
Er volgen verhalen over verwondingen en bijna-ongelukken. Iemand die een hiep (een soort kapmes) in zijn knie kreeg, dikke takken die rakelings langs hoofden of schouders vielen, een tak die één van de contactlenzen van E. uit zijn oog veegde zonder verder iets te beschadigen (een wonder!) en iemand die, bevangen door de kou, bijna uit een boom viel.
Toen de vereniging net was opgericht, waren er weinig spelregels en al helemaal geen officiële Arbo-regels (die gingen pas vanaf 2007 voor vrijwilligers gelden). Er werd zorgeloos op hoge ladders geklommen en soms met vijf of zes mensen aan dezelfde wilg gezaagd, wat best gevaarlijk is. Maar, vertellen de broers, “we letten altijd wel goed op elkaar.” Ze constateren dat er in al die jaren eigenlijk weinig ernstige ongelukken zijn gebeurd.
Ik heb de opname al lang gestopt als de broeders weer vertrekken. Ik heb een verzameling mooie anekdotes om in het boek te verwerken en zij hebben genoten van een middag herinneringen ophalen. Leuk, zo’n interview.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten