“Bijzonder Concert” staat op het schouwburgkaartje dat ik
bij het loket van De Vereeniging krijg. Ik kom een geluidsreportage maken van
dat bijzondere concert. Maar als ik de foyer binnenkom, is het er zo’n lawaai dat
ik mijn opnameapparaatje nog even uit laat. Vlak bij de ingang staat een
manshoge grote trom, waar een jongetje eerst vol ontzag aan voelt en daarna een
trommelstok aangereikt krijgt om er op te slaan. Ernaast wordt enthousiast op
een snaredrum getrommeld. Verderop blaast iemand een rommelig “Vader Jacob” op
een trombone en er klinken ook aarzelende viooltonen. Een klarinet speelt een
vrolijk riedeltje en tussen al dat instrumentengeweld door roezemoezen vrolijke
stemmen van kinderen en volwassenen.
Ik denk na. In deze kakafonie heeft het geen zin om iemand te
interviewen. Dus loop ik verder het gebouw in, op zoek naar een wat rustigere
plek. Aan het eind van een lange gang is het hardste geluid gedempt. Ik vertel
in mijn microfoontje waar ik ben en waarom en dan ga ik de foyer weer in. Ik
zie een groepje kinderen met blindenstokken en vraag wie van hen even mee wil
lopen om wat vragen te beantwoorden voor het cd-tijdschrift Klinkklaar. “Ja
hoor, ikke wel!” roept een meisje enthousiast en zegt dan aarzelend “maar ik
ben geen lid van Klinkklaar hoor!” Dat geeft natuurlijk niet. Ze vertelt over
de viool en de cello die ze gevoeld heeft en waar ze ook op mocht spelen. En ze
laat trots de handtekening van Sipke Jan zien op haar arm. Hij zal straks het
concert presenteren. “Ik moet vanavond wel douchen, maar díe was ik er niet af!”
glundert ze.
Een kwartier later wordt iedereen naar de Grote Zaal
gedirigeerd. Het gaat beginnen.
Presentator Sipke Jan Bousema heet alle kinderen en hun
begeleiders welkom en vertelt dat het Nederlands Studenten Orkest ieder jaar
een concert geeft voor een heel speciaal publiek. Deze keer zijn dat blinde en
slechtziende kinderen.
Er is goed nagedacht over dit concert. Eerst worden de
instrumenten één voor één voorgesteld. Een aantal orkestleden zitten met hun
muziekinstrument ergens tussen het publiek. Op het toneel wordt een toon
aangegeven en midden in de zaal geeft een viool antwoord. Een blind meisje op
de rij ervóór mag aan de viool voelen en vertellen hoeveel snaren die heeft en
of ie groot of klein is. Dan stuurt Sipke Jan de violist gauw naar z’n plaats op
het podium. Zo komen ook een contrabas, een fagot en een dwarsfluit uit het
publiek.
“Wat missen we nu nog in het orkest?” vraagt de presentator.
“De dirigent!” roept een jochie. Dat klopt helemaal. Als de dirigent er is, vetelt Sipke Jan Bousema dat er
muziek gespeeld gaat worden van de componist Sjostakovitsj. “Wat voor iemand
was dat eigenlijk?” vraagt hij aan de dirigent. “Iemand met een bril”, zegt die
prompt. “Net als ik”. Dan vertelt hij dat Sjostakovitsj vaak zijn “handtekening”
in muziekstukken zette. Hij laat het orkest die handtekening spelen: een
melodietje van vier tonen. “Als je dit straks in de muziek hoort, moet je je
hand opsteken.”
In het korte muziekfragmentje dat volgt, herkennen veel van
de kinderen de vier tonen en de handen gaan in de lucht. Zo wordt het publiek
steeds bij de muziek betrokken. Behalve Sjostakovitsj krijgen we ook een stukje
Rock and Roll te horen en een paar nummers van beroemde blinde muzikanten: Ray
Charles, Stevie Wonder.
Tenslotte zetten alle stemmig zwart geklede orkestleden ineens
feesthoedjes, pruiken en andere gekke accessoires op hun hoofd. Er zijn er met
olifantenkoppen, met heksenhoeden en er is zelfs iemand als banaan verkleed.
Sipke Jan vertelt het lachend aan de kinderen die het niet kunnen zien. “En nu
mag iedereen gek doen”, zegt hij. “Want het is ook gekke muziek.” Dat is niet
tegen dovemansoren gezegd. De kinderen dansen tussen de stoelen en er ontstaat
zelfs een kleine polonaise. Dan is het concert afgelopen.
In de garderobe vraag ik nog
even aan één van de kinderen hoe hij het concert vond. “Het was goed
georganiseerd”, zegt hij tevreden.
En dat ben ik helemaal met hem eens.
Hélemaal goed! :)
BeantwoordenVerwijderen