Dat je paardenbloemblad kon eten, wist ik. Maar dat je
van de gele bloemblaadjes ook (met veel geduld) jam kunt maken, had ik niet
kunnen bedenken.
Ik heb me ingeschreven voor een workshop ‘koken met wilde
planten’. Eerst een uur de uiterwaarden in om te plukken. Dan een uur aan de
slag om er iets eetbaars mee te maken. Het maximum aantal inschrijvingen was
vijftien en de groep zit vol. Om half twee staan we met z’n vijftienen om
Antoinette heen, die ons uitleg zal geven. Al na een paar meter staan we stil,
want daar staan muntplanten en er komt een kleine berenklauw op, waarvan de
jonge topjes gegeten kunnen worden. Weer een paar stappen verderop vinden we
smeerwortel, met bloemetjes die zoet smaken door een klein druppeltje nectar
binnenin (als de insecten je niet voor zijn geweest). Een half uur later zijn
we niet veel meer dan honderd meter opgeschoten. Het dijkmagazijn, waar de
wandeling startte, ligt direct aan de dijk, en die is in het voorjaar rijk
begroeid met planten waarvan er heel wat eetbaar zijn. We staan dus meer stil dan
dat we lopen.
Van madeliefjes en margrieten kun je de bloemen eten, van
de jonge toppen van brandnetels kun je soep maken, of pesto. Weegbree,
vijfvingerkruid en duizendblad; allemaal is het te gebruiken in salades of ‘in
taartjes’, zoals onze gids regelmatig zegt.
Ik probeer me een voorstelling te maken van die taartjes.
Over de meeste planten die we tegenkomen, zegt Antoinette dat je er een paar
blaadjes van bij je taartje kunt doen. Maar wat is dan het hoofdingrediënt? Ik
vraag het, maar krijg niet echt een duidelijk antwoord. Veel planten ken ik al en van sommige wist ik ook dat je ze kon eten. Maar ik leer ook verrassende nieuwe dingen, bijvoorbeeld dat je van de akkerdistel de steel kunt schillen en eten. En dat je ook de kleine, onooglijke trosjes waarmee een brandnetel bloeit, kunt oogsten.
Als het eerste uur al bijna om is, gaan we toch nog even het klaphekje door dat naar de uiterwaarden leidt. De twee grote manden die we hadden meegenomen, zijn nog bijna leeg. Het gaat vanmiddag meer om de informatie dan om het verzamelen. Maar dat is niet erg, want er is wat voorwerk gedaan.
Terug bij het startpunt gaan we met de hele groep om een
grote picknicktafel heen zitten en even later komt Doortje van het Dijkmagazijn
naar buiten met een dienblad vol kommetjes groene brandnetelsoep, waarin witte
madelievenhoofdjes drijven. Op de tafel staan al kannen met gele en groene
limonade; van vlierbloesem en van lievevrouwebedstro.
Er wordt nog veel meer voedsel naar buiten gedragen. Drie
verschillende pesto’s, een kruidenkaasje, een pot muntthee en als klap op de
vuurpijl een prachtige kwarktaart met paardebloemenjam, versierd met madeliefjes. We gaan helemaal niet koken, we gaan eten. En hoewel ik de bloemen, blaadjes en knoppen die ik onderweg geproefd heb lang niet allemaal kon waarderen, blijken ze zo verwerkt in deze hapjes en drankjes bijna allemaal heel smakelijk te zijn. Van elk gerecht krijgen we het recept en nu krijg ik pas écht zin om zelf de berm in te duiken.
Dat brandnetelsoepje zie ik mezelf wel maken en ik neem me serieus voor om er binnenkort een keer op uit te gaan om brandneteltoppen te gaan plukken. Wel met handschoenen aan, want Antoinette heeft ons dan wel laten zien dat het best zonder kan, maar zó,n koelbloedige natuurkok ben ik nog lang niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten