dinsdag 15 november 2016

Busreis naar Puno

(achteraf verhaal over onze Peru-vakantie)

Woensdag 12 oktober,
Van Arequipa gaan we met de bus naar Puno, een kleine 300 kilometer naar het Oosten. Bij één van de vele reisbureautjes in Arequipa hebben we kaartjes geboekt voor de bus van 8.30 u. We moeten een uur van tevoren inchecken, dus staan we op tijd op. Om even voor zevenen kunnen we vanaf ons hotel een taxi nemen. We zijn de grote verkeersdrukte net voor en komen ruim op tijd aan bij het busstation.
Daar gaan we eerst op zoek naar het loket van de busmaatschappij Cruz del Sur, waar we mee zullen reizen Vanachter de balies van andere vervoerders proberen dames ons te strikken om bij hen een kaartje voor de bus te kopen.
“Puno?”
We schudden ons hoofd. Hoeft niet; we hebben al een voucher en die moeten we inwisselen voor een ticket bij Cruz del Sur.

In half Spaans half Engels krijgen we uitgelegd waar we nu heen moeten. Een minuutje lopen en daar is de grote wachtruimte met aan één kan de incheckbalies van alle verschillende busmaatschappijen en aan de andere kant souvenirwinkeltjes. Middenin staan rijen stoelen. We kunnen onze bagage afgeven en dan wachten.
Om acht uur worden reizigers voor Puno opgeroepen. Bij de balie krijgen we te horen dat we verderop eerst nog 3 soles (ca. 80 cent) belasting moeten betalen. De blauwe belastingbonnetjes worden, net als de ontvangstbewijzen voor de bagage, aan de tickets geniet en we mogen weer achter aansluiten aan de balie. 

Deze keer kunnen we door naar een volgende, luxere wachtruimte. Nog een kwartiertje, dan vertrekt de bus. Gauw nog even naar de baňos, want zo’n toilet in de bus is functioneel maar niet echt fijn.
Net op tijd. Iedereen loopt naar de klaarstaande bus. Voor het instappen moet iedereen z’n ticket én paspoort laten zien en worden tassen ingekeken en bevoeld. In allerlei verschillende talen zoeken mensen naar hun stoelnummers. Als iedereen binnen is, komt een mannetje langs met een kleine camera. Van voor naar achter worden alle passagiers snel vastgelegd.
Waarom? Waarschijnlijk voor het geval we in een ravijn storten.

We vertrekken en zitten meteen vast in de ochtendspits. Langzaam rijden we door de rommelige, stoffige buitenwijken vol half afgebouwde huizen, stoffige winkeltjes, bouwbedrijven en zanderige percelen met stenen muurtjes er omheen. Daarna volgt een woestijnachtig berglandschap. Eerst nog met hier en daar kleine, tegen de bergwand geplakte huisjes. Later alleen nog de autoweg, met daarlangs plastic flesjes en andere rommel die mensen uit het raam van hun auto gooien.
Hier en daar graast een kudde lama’s van de droge graspollen.

Onderweg worden kartonnen doosjes uitgedeeld met een ontbijt: een broodje kip en een cakeje. Ook krijgen we allemaal een bekertje cocathee, tegen hoogteziekte.
We maken maar één tussenstop, maar doen toch ongeveer zes en een half uur over de rit.

Dan zijn we in Puno, 3800 meter hoog, aan het blauwe Titicacameer. Daar liggen de rieteilanden die we morgen gaan bezoeken.
 
(zie: Rieteilanden)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Vogels voederen

Ik zit aan de keukentafel noten te kraken en ik denk aan de vogels. De kraaien en kauwtjes die net als ik in de herfst bij de plaatselijke n...