Van jong tot oud zien we de vrouwen in deze typische flamencojurken flaneren. Schattige kleintjes in wandelwagens die als poppen tussen de ruches geplooid zitten, kinderen van zes of acht die onwennig op klakkende hakschoentjes met mama meehollen, verleidelijke achttienjarigen met bloemen in hun donkere, opgestoken haren en vrouwen van minstens zeventig die aan de arm van hun onberispelijk in het pak gestoken partner trots hun gelaagde rokken laten ruisen. Het grappige is dat niet alleen alle leeftijden, maar ook alle stijlen arm in arm gaan. Groepjes jonge meiden waarvan er twee of drie in flamenco-outfit lopen en de rest in strakke broeken met de onvermijdelijke scheuren op de knieën.
Op een verhoging op een
zonnig plein wordt gedanst door een flamenco-groep. Langs de rand staan een
paar gitaristen en twee zangeressen. De geluidsinstallatie is erbarmelijk, maar
daar trekt niemand zich iets van aan. De rokken zwieren, de hakken stampen
ritmisch op de houten planken en de dansers en danseressen klepperen met hun
castagnetten. We zoeken een plekje in het publiek. Eerst achteraan, in de
schaduw van een boom, maar dan verover ik een plaats vlakbij het podium, waar
ik alles goed kan zien. H. blijft onder de boom
Na een tijdje kom ik weer bij hem in de schaduw staan. Naast ons zingt een oude vrouw zachtjes mee met de zangeressen. Als we opzij kijken, begint ze tegen ons te praten. “Buleria!”, zegt ze, dit is een buleria. En de vorige dans was een alegria. Ze klapt het ritme voor. Ze vertelt dat dit een hele goede dansgroep uit Granada is. Ze hebben veel prijzen gewonnen en hebben ook in Japan opgetreden. Ze praat in korte zinnen en herhaalt belangrijke woorden. Ik kan goed begrijpen wat ze vertelt. Dan vraag ik waarom vandaag zoveel vrouwen van die mooie jurken dragen. “Oh, es el 3 de mayo! Es el dia de la Cruz”
Na een tijdje kom ik weer bij hem in de schaduw staan. Naast ons zingt een oude vrouw zachtjes mee met de zangeressen. Als we opzij kijken, begint ze tegen ons te praten. “Buleria!”, zegt ze, dit is een buleria. En de vorige dans was een alegria. Ze klapt het ritme voor. Ze vertelt dat dit een hele goede dansgroep uit Granada is. Ze hebben veel prijzen gewonnen en hebben ook in Japan opgetreden. Ze praat in korte zinnen en herhaalt belangrijke woorden. Ik kan goed begrijpen wat ze vertelt. Dan vraag ik waarom vandaag zoveel vrouwen van die mooie jurken dragen. “Oh, es el 3 de mayo! Es el dia de la Cruz”
We blijven nog een
tijdje kijken en dan willen we verder de stad door. We groeten de oude vrouw
die onze handen pakt en ons een fijne vakantie wenst. Terwijl we door de drukte
lopen, hebben we het over flamenco. Zo’n dansgroep is leuk, maar de danseres
die we vorige week in Sevilla zagen, was nog veel mooier om naar te kijken. Ze
danste zó intens, dat we ons afvroegen hoe ze dat twee optredens per avond kon
volhouden.
Ook In Cordoba
ontkomen we niet aan de flamenco. Tijdens een wandeling door de stad komen we in
een klein flamenco-museum terecht waar de legendarische Antonio Fernandez Diaz,
artiestennaam Fosforito, in honderdvoud aan de muur hangt. Op een doorlopende
film vertelt de oude zanger (geboren in 1932) over zijn carrière. Bescheiden,
enthousiast en met humor, als een oude oom waar je op een verjaardag naast komt
te zitten. Hij houdt niet op met vertellen en wij blijven maar luisteren. Soms
zingt hij met z’n gebroken stem zachtjes een stukje voor. Mooi zuiver of
gepolijst is het niet, maar het klinkt wel alsof het zó moet klinken. Als je je
ogen dicht doet, zie je het dansen voor je dat erbij hoort.
Mooi!
BeantwoordenVerwijderen