vrijdag 12 februari 2010

Amsterdam?

De bus gaat niet vaak, dus het laatste stukje naar m’n vader loop ik. Ik bel vast dat ik er aan kom.
Het ijs in de sloten weerkaatst de zon. Helderblauwe lucht, ijskoude wind. Ik steek mijn duim op en meteen stopt er een auto. Een ouder echtpaar.
“Jij bent er één van Appel hè”, zeggen ze als ik instap. “Ga je je vader opzoeken?” Ik ken ze wel, maar weet niet meer welke naam er bij hoort. Als ze de naam noemen, zie ik meteen hun dochter voor me. Ze zat een klas lager dan ik. We waren geen vriendinnen.
We zijn er zo en ik krijg de groeten voor m’n vader mee. Hij is blij dat ik er al ben. We praten, eten wat, nemen zijn post door en praten nog meer. Dan is het al weer tijd om te gaan. “Nou al?” zucht ie en laat zich in z’n jas helpen. Zijn stramme handen laten zich met moeite in handschoenen wringen. Met kleine stappen lopen we samen naar de bushalte.
Als ik ingestapt ben, leun ik naar het raam om te zwaaien. Pas als we rijden zie ik T., een oude vriendin van mijn ouders. We groeten elkaar en drie zinnen later moet ze er uit. De chauffeur stopt vijftig meter vóór de halte, zodat ze voor haar deur kan uitstappen. “Kom je nog eens langs met je vader?” vraagt ze als ze veilig op de stoep staat. De chauffeur houdt de deur open tot ik het beloofd heb. “Als het wat minder koud is”. We rijden naar de halte, waar de bus draait en terugkeert. T. staat nog in de deuropening om naar me te zwaaien. Ik zwaai terug. In de spiegel lacht de chauffeur gemoedelijk.
Het is al jaren geleden ingelijfd bij Amsterdam, maar de plek waar ik geboren ben is toch echt een dorp.

1 opmerking:

Open dag

Ik heb me aangemeld om te helpen bij de open dag van de voedselboomgaard. Op zaterdagmorgen fiets ik tegen een harde, koude wind in naar de ...