Vandaag hebben we een bijeenkomst. A. en E. komen met het openbaar vervoer naar kantoor. De één met geleidehond, de ander met blindenstok. Ik verwacht ze om elf uur.
Tegen kwart voor elf kijkt een collega uit het raam en zegt: “Ik zie twee meiden met een hond lopen. Komen die voor jou?” Dat wist hij best. We zien ze voorbij gaan en vragen ons af of ze nog even de hond uit willen laten of dat ze gewoon verkeerd lopen. Aan hun lichaamstaal te zien is het het laatste.
Ik ren al jas aantrekkend naar buiten en zie dat ze al aarzelend omgekeerd zijn. “Hier is het welkomstcomité” , roep ik en loods ze door de sneeuw naar de deur. Binnen staat alles op z’n kop vanwege een verbouwing. Voorzichtig koersen we naar de kapstok en dan naar onze vergaderruimte. Ik hol nog eens heen en weer voor koffie en een bak water en dan kunnen we beginnen.De hond mag onder werktijd niet geaaid worden, maar met z’n tuig af is het pauze. Hij legt z’n kop gezellig op mijn voeten terwijl wij ernstig alle onderwerpen doornemen die iedereen bedacht heeft. We stellen een gedegen lijst samen en dan is het lunchtijd.

Als ik mijn gasten ’s middags naar de bushalte heb gebracht, ben ik er weer driedubbel van overtuigd. Wat hebben die meiden een lef, om voor onze interviews het land door te reizen. En wat is zo’n mooi wit pak sneeuw ongelooflijk desoriënterend als je haast niks ziet. Ik zie ze gezellig kletsend in de bus stappen en stop mijn hand, die al werktuiglijk wil zwaaien, in m’n jaszak. “Dag”, mompel ik, “goeie reis”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten