vrijdag 9 maart 2012

Een hoofd vol onrust

Het had gekund.
Dat m’n vader in zijn eigen, vertrouwde huis terug op de automatische piloot zou springen.
Maar de vijfdaagse proef was na één dag al afgelopen toen de thuiszorg hem ’s morgens niet in zijn bed vond, maar opgesloten op de wc. De rollator ver buiten bereik.
Als ik hem bezoek is hij al weer drie dagen terug in het verpleeghuis. Hij is blij om me te zien. Met kleine stapjes loopt hij achter de rollator mee naar de lift. In het restaurant beneden kijkt hij rond alsof hij er nog gooit geweest is.
Ik haal koffie en hij zucht: “Het is laat geworden gisteravond.”
“O ja?” vraag ik.
Hij vertelt dat hij in een winkel was, waar brand uitbrak. “Daar was ik de hele middag.”
“Was je in die brandende winkel?”
Hij mompelt iets vaags en gaat verontwaardigd verder: “Ik had helemaal geen verv oer, dus ik wilde dat ze voor me zouden bellen, maar dat deden ze niet!”
Ik vraag hoe hij dan uiteindelijk hier terug gekomen is. Hij denkt even na en zegt dan: “Nou, die vrouw van de winkel.... die heeft me toen naar m’n bed gebracht.”
Hij zegt het met een zweem van een lach, alsof hij het zelf een beetje een vreemd verhaal vindt.
“Gelukkig maar”, zeg ik.
Dan kijkt hij onrustig op zijn horloge. “Kwart voor 12... Hoe moet dat nou met dat eten dat ze komen brengen?”
Ik zeg dat hij om half 1 boven in de eetkamer gaat lunchen en vraag dan of hij iets wil vertellen over vroeger, over zijn schooltijd. Als hij dat doet, komt er een klein lachje op zijn gezicht. Maar om de paar zinnen is hij afgeleid door gelach aan een andere tafel, iemand die langs het raam loopt, een stem die iets roept.
Weer een blik op z’n horloge.
Om kwart over 12 gaan we maar vast naar de eetkamer. Z’n tafelgenoten druppelen ook binnen en ik trek me volgens de regels terug. Met een boek.

Wat er gebeurd is tijdens de proefperiode thuis weet pa niet meer.
“Ze zeggen dat ik ’s morgens niet in m’n bed lag”.
Hij gelooft het niet erg. Hoe kan het nou waar zijn als hij er zelf niks van weet? Even later vraagt hij zich bezorgd af hoe hij vanavond nou naar huis moet.
Ik wijs: dáár is jouw kamer pap, en daar staat een bed waar je vannacht in kunt slapen.
“Jaja”. We lopen er heen en hij laat zich voorzichtig zakken op z’n vaste stoel. Er komt een zuster langs met koffie en terwijl hij in z’n kopje roert, zegt hij peinzend:
“Ik denk dat je moeder het wel goed zou vinden.... dat ze je hier zo goed verzorgen.”
“Dat denk ik ook”, weet ik langs een brok in m’n keel te krijgen.
Na de koffie stap ik op. Hij moet naar de wc, maar wil eerst meelopen tot de lift. Daar gaan we weer door de gang, stapje voor stapje.
“Dag pap, tot volgende week”, ik geef hem een zoen. “Ga maar gauw naar de wc.”
“Jaah”, zegt hij en begint zijn rollator te keren.
“Maar ik ga eerst even regelen dat ik hier kan blijven slapen vannacht.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Open dag

Ik heb me aangemeld om te helpen bij de open dag van de voedselboomgaard. Op zaterdagmorgen fiets ik tegen een harde, koude wind in naar de ...