Als ik van
mijn werk naar huis rij, kom ik door Alverna. Sinds daar vorig jaar de weg is
vernieuwd, ligt er een uitbundig bloeiende berm. Iedere keer een genoegen om
naar te kijken. Vooral als het mooi weer is.
Deze berm heeft de gewone bescheiden bloemetjes. Zoals fluitekruid, madelieven, boterbloemen en
klavers, maar ik heb er bijvoorbeeld ook vingerhoedskruid gezien.
Deze week
nam ik de tijd om onderweg een paar keer stil te staan en close-ups te maken
van wat ik tegenkwam.
Het eerste portret: een enorme bos helderpaars. Een verdwaalde tuinplant misschien? Nee, het is Kaasjeskruid. Een heel gewone verschijning langs Nederlandse wegen. Maar opvallend is ie wel met z’n hoogte van anderhalve meter en z’n grote, paarse bloemen.
Dit hier is de echte koekoeksbloem.
Haar gerafelde bloemblaadjes wiegen in de wind.
Waarom een koekoeksbloem pas echt is met die paarse rafels, kan ik nergens vinden.
Maar ik weet wel dat ik de dagkoekoeksbloem, waarvan de blaadjes net zo paars zijn, maar dan gaaf en rond, een stuk saaier vind.
Deze grijspaarse schoonheid op haar ranke steel, met het ragfijne tulen rokje, heet schurftkruid. Hoe kunnen ze zo’n mooie bloem nou naar een vervelende ziekte noemen? Haar andere naam, duifkruid, past veel beter.
De rolklaver is maar een klein plantje, maar als je er goed naar kijkt, is ie best bijzonder. Schuchter blozend komen de nieuwe blaadjes als ronde, rode bolletjes tevoorschijn die zich dan plotseling uitrollen in knettergeel: tadaaa, hier ben ik : de rolklaver!
En
tenslotte het kleine zusje van een bekende klimmer, die me inspireerde tot dit
gedichtje: Misschien ken je haar
grote zus
De geurige, kleurige
lathyrus
Zij mag in tuinen tegen
hekken
Haar spoor van bonte
bloemen trekken.
Het roze zusje is
bescheiden
Ze staat in bermen en in
weiden
Maar wie goed naar die
kleine kijkt
Ziet dat ze op haar
zuster lijkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten