Op 30 juni stak een man zichzelf in brand aan boord van de Shinkansen, de supersnelle Japanse trein tussen Tokio en Osaka. Er waren twee slachtoffers: de man zelf en een andere passagier, en er waren enkele tientallen gewonden. Als ik het bericht lees, schrik ik op. Op hetzelfde traject reden wij een paar weken geleden en vroegen ons af of hier nou nooit calamiteiten waren; de vertragingen bij de Shinkansen zijn per jaar in seconden uit te drukken. Dit jaar zijn daar ineens heel veel seconden bij gekomen. Een Japanse krant meldt: Alle diensten van de Tokaido Shinkansen lijn werden onmiddellijk na het incident geschorst, maar ze werden weer hervat om 14.09 u. Dat is ongeveer twee en een half uur na de gebeurtenis.
Als wij van Fukuoka naar Kyoto rijden, denken we nog dat er
nooit iets mis gaat met deze treinen. Onze trein komt precies op tijd aan en we
gaan meteen door met een lokale trein naar Arashiyama. Daar moet het beroemde
bamboe-bos zijn, dat volgens de Lonely Planet gids een absolute aanrader is.
We
lopen vanaf het station achter de massa aan over een leuk straatje met
winkeltjes waar veel jonge vrouwen in kimono’s lopen en ook stoere
riksja-rijders: sterke jongens (en een paar meiden) die hun karretje met één of
twee passagiers de stijgende weg op trekken. Het valt me op dat er alleen
Japanse toeristen in de riksja’s zitten. Zou dat zijn omdat Westerlingen
gemiddeld veel (groter en) zwaarder zijn? Of zouden alle Europeanen, net als
wij, een ongemakkelijk gevoel krijgen bij het idee om iemand zich zo voor jou
te zien afbeulen?
We lopen zelf omhoog, tot de Togetsukyo bridge, waar we een
tijdje op blijven staan om te kijken naar de kleine watervalletjes, de bosrijke
berg verderop en de boten op de rivier. Een mooie plek. Meisjes in
geisha-achtige kleren fotograferen elkaar met hun mobieltjes en willen ook best
door ons gefotografeerd worden. Eerst met hun eigen mobieltje en dan met dat
van H.
Op een plattegrond kunnen we zien waar het bamboebos is. We
moeten een stukje klimmen. Hier is het wat minder druk dan vlakbij het station,
maar de verstilde, serene plaatjes waarin het bos wordt aangeprezen, geven toch
een iets andere sfeer dan de echte plek. Wel bizar, zo’n bos van enorme, kale
bamboestengels. Als je omhoog kijkt, zie je de eindeloze, rechte stammen. Maar erg
groot is het bos niet en naast ons, voor ons en achter ons zijn medetoeristen.
We komen zelfs bekenden tegen! Een Duits echtpaar met wie we eerder in een bus
in Fukuoka aan de praat raakten. Grappig.
Na het bamboebos willen we naar Iwatayama, het monkeypark
waar je aapjes mag voeren vanuit een mensenkooi. We zijn gewaarschuwd dat het
een flink eind klimmen is, dus ik zet me schrap. Een pad dat voornamelijk uit
trappen bestaat, gaat de beboste berg op. Het is een vrij warme dag, maar in de
schaduw van de bomen is het heerlijk. In een rustig tempo gaan we omhoog en
sneller dan ik had verwacht, komen we bij de houten keet, waar je binnen zakjes
fruit en pinda’s kunt kopen om door de grote, met gaas bedekte ramen aan de
apen te voeren. Als het voer op is, gaan we naar buiten om van het uitzicht te
genieten. We kijken over Kyoto, dat één van de weinige steden is waar niet
alles in WOII is platgebombardeerd. Er staan nog oude gebouwen en er is nauwelijks
hoogbouw. Kyoto heeft daardoor een heel ander karakter dan andere Japanse
steden.
’s Middags bezoeken we de Golden Temple, ook weer een
bezienswaardigheid die je beslist niet mag overslaan als je in Kyoto bent. De
tempel is inderdaad prachtig, vooral ook door de ligging op een eiland, omringd
door schilderachtige bomen. Je kunt niet bij het eiland komen, maar er wel
omheen lopen om het elegante, glanzend gouden gebouw van alle kanten te
bekijken.
Nu hebben we wel even genoeg gelopen en we besluiten om op
het station onze koffers uit de locker te halen en ons hotel op te zoeken. Een
traditioneel, Japans huis, dat een apart verhaal verdient
Geen opmerkingen:
Een reactie posten