In de St. Martinuskerk in Cuijk zijn de houten banken net zo
oncomfortabel als in andere kerken. Maar de akoestiek in zo’n kerk is dan weer
geweldig. Er is al aardig wat publiek als we binnenkomen, maar we kunnen nog
makkelijk een plaats voorin vinden. Over een kwartier zal het voorprogramma
beginnen: een optreden van het Boxmeers Vocaal Ensemble. En daarna het
Nederlands Kamerkoor.
De Boxmeerse mannen worden geleid door een frêle dirigente.
Ze zingen goed. Op één lied na, waarbij de bassen kennelijk veel moeite hebben
met hun partij. Ze worden ondersteund door een fagot, maar omdat zo’n
instrument niet meegaat als een koor een tikkeltje zakt, wordt het onzuiver.
Hun laatste nummer is een gospel. En deze groep oudere mannen in zwarte pakken
heeft het ritme er lekker in zitten.
Dan neemt het Nederlands Kamerkoor hun plaats in. Twaalf
zangers en zangeressen, ook geheel in het zwart. Ze nemen plaats achter twaalf
muziekstandaards. Zo’n plaatje roept bepaalde clichéverwachtingen op. Een koor.
In een kerk. Plechtige zang, melodieuze akkoorden. We weten echt wel dat hier
iets anders gaat gebeuren, maar zijn toch verrast.
Het eerste lied (van Messiaen) heeft bijzondere
samenklanken. Bij het tweede (van Poulenc) gaat de traditionele koor-opstelling
op de schop. Er zijn geen vier stemgroepen meer, maar onverwachte afwisselingen
van solo’s, twee- en vierstemmige stukjes, vraag- en antwoord. De meest
wonderlijke melodieën vlechten zich door elkaar. Spannend. En het wordt nog
vreemder. Eén van de volgende liederen bestaat uit vreemde klanken, gegil,
gegrom, zacht geneurie en doordringende staccato-uitroepen.
Dan brengt een melodieuze kerkzang weer even rust in de
tent. Een van de koorleden kondigt het volgende lied aan. Opgedragen aan een
aantal mensen met uitheemse namen ‘en nog vele anderen die verdwenen zijn’. Het
begint met een hoge, bijna krijsende roep van een sopraan. Andere stemmen
vallen in. Het is bijna geen zingen meer wat ze doen. Heftige, harde kreten, soms
van een enkele stem, soms van twaalf tegelijk. Afgewisseld met onheilspellende,
lage bromtonen. Hoe langer het doorgaat, hoe beklemmender het wordt. Een
aanklacht tegen onrecht. Indrukwekkend. Ik wil dat het voorbij is en ik wil dat
het doorgaat.
Zo kan een koor dus ook klinken.
Als de laatste tonen van een weer melodieuzer lied zijn weggestorven, krijgt het Nederlands Kamerkoor een staande ovatie. Even later lopen we een beetje confuus de kerk uit. Wát een muziek. Om een tijdje helemaal stil van te zijn.
Als de laatste tonen van een weer melodieuzer lied zijn weggestorven, krijgt het Nederlands Kamerkoor een staande ovatie. Even later lopen we een beetje confuus de kerk uit. Wát een muziek. Om een tijdje helemaal stil van te zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten