Maandagmorgen vroeg op weg naar m’n werk. Ik sta in de modus ‘gewone werkdag’, rij met m’n scootertje over een smal doorsteekweggetje en voel iets gebeuren in de motor. Hoewel ik de gashendel niet heb losgelaten minder ik snelheid. Ik probeer gas te geven, maar dat levert alleen maar geluid op terwijl de scooter steeds langzamer rijdt en tenslotte stilstaat. Ai, wat nu?
Ik stap af, duw de scooter een klein stukje door tot waar ik hem op een stoepje kan zetten en denk na. De plek waar ik ben is ongeveer halverwege tussen thuis en werk. Gelukkig ben ik voorbij het stuk waar kilometers lang geen bushalte te bekennen is. Maar wat doe ik met de scooter? Niet veel verderop is een hotel-restaurant met daarnaast een pleintje met fietsenrekken. Aan de voorkant ziet alles er nog dicht uit, maar er staat wel een zijdeur open. Een vrouw loopt er te stofzuigen.
“Hallo?” Ik loop naar binnen. “Ik heb pech met m’n scooter. Zou ik hem hier neer mogen zetten zodat ie een beetje uit het zicht staat?” Ze gaat het voor alle zekerheid even navragen en het is oké. “Veel succes,” zegt ze en ik loop naar de bushalte. Intussen is het zachtjes gaan regenen. Over 10 minuten komt er een bus. Ik drapeer m’n regenbroek over mijn hoofd en wacht. Maar dan realiseer ik me dat ik mijn portemonnee vanmorgen niet in mijn werk-tas gestopt heb. Geen geld, geen buskaart. Ai, wat nu?
Ik kan erop gokken dat de buschauffeur me zonder kaartje mee wil nemen, maar de kans is groot dat dat niet lukt. Ik besluit om te gaan liften. Daarvoor kan ik beter een stuk verderop gaan staan, waar meer ruimte is om te stoppen. Om mijn kansen te vergroten, haal ik de regenbroek van m’n hoofd en ik steek m’n duim op. Een stuk of tien auto’s passeren. Weten automobilisten nog wel wat het betekent als iemand met z’n duim omhoog langs te weg staat? Dan mindert iemand vaart en rijdt naar de kant.
“Dat zie je niet vaak meer,” zegt hij, “iemand die staat te liften.” Ik leg uit dat ik scooterpech heb en ja, hij gaat naar Grave en ik mag mee.
Bij een stoplicht zet hij me af en dan hoef ik nog maar 1 kilometer te lopen in plaats van een stuk of negen. Dat scheelt.
Ondanks de regenbroek, kom ik tamelijk verzopen binnen. Laat, en met een verhaal.
“Liften?” zegt mijn collega A, “Durf je dat? Dat zou nou het laatste zijn waar ik aan zou denken!”
Ik voel me tamelijk onverschrokken. Nooit bang geweest om te liften, al is het nou ook weer geen gewoonte. Een klein beetje vertrouwen in de mensheid maakt het leven wel zo prettig.
Dan ga ik dingen regelen. Vervoer naar huis (lift van een andere collega), vervoer van de scooter, reparatie-afspraak… en dan kan ik eindelijk beginnen aan een gewone maandagochtend werken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Vogels voederen
Ik zit aan de keukentafel noten te kraken en ik denk aan de vogels. De kraaien en kauwtjes die net als ik in de herfst bij de plaatselijke n...
-
Het is ongeveer 10 kilometer fietsen naar Sanguin en voor alle zekerheid doe ik een regenjas aan. Als ik er bijna ben, begint het zachtjes...
-
Er ligt een klein, hemelsblauw eitje in de tuin. Helemaal gaaf ligt het op een onbegroeid stukje grond. Mijn eerste opwelling is, het op e...
-
“Maak er eens een wat mooiere opstelling van”, zegt dirigent W. De alten wat meer naar links ja, en de sopranen een beetje naar voren… Geh...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten