In de huiskamer van het verzorgingshuis zit mijn vader bij de gespreksgroep. Zes bewoners en twee begeleiders. Ik ben vroeg en mag er bij komen zitten. Het thema van vandaag is muziek. “Heeft u vroeger veel gezongen?” vraagt de gespreksleider; “Meneer A?” Mijn vader glimlacht scheef: “Dat dorst ik niet”, zegt hij. En als er doorgevraagd wordt, vertelt ie dat hij wél van fanfaremuziek houdt. Als jongen speelde hij trombone in de fanfare.
Om de beurt vertellen de bewoners iets over zingen. “Wij waren thuis met zo veel kinderen, dat kon niet voor de buren hoor, als we allemaal gingen zingen”, vertelt meneer B. “Als er niemand in de buurt is, dan neurie ik wel eens wat.” Luisteren naar muziek vinden ze allemaal fijn.
Na een tijdje vertelt de gespreksleider dat hij iets heeft meegenomen: het is een grote, ouderwetse radio die hij op tafel zet. Er is herkenning, en de meesten hebben vroeger wel naar de radio geluisterd. “Klassieke muziek”, zegt meneer B. “Daar hield m’n moeder van. Maar om 1 uur begon het voetballen en dan moest m’n vader luisteren.”
“Wij hadden helemaal geen radio”, zegt mevrouw S., terwijl volgens haar buurvrouw bij hààr thuis de radio altijd aan stond, “gezellig.”
“D’r sat so’n ronde knop aan, voor harder en zachter, en nog een ronde knop voor aan en uit. Nou, en as je d’r niks an vindt, dan doe je hem gewoon uit hè. So simpel is dat!” zegt de man naast m’n vader met een zwaar Amsterdams accent.
Dan komt de gespreksleider met een volgende troef. De radio kan aan! Via een slimme verbinding kan hij de oude kast met een i-pod programmeren en hij laat er ‘De glimlach van een kind’ uit komen.
Er komt weinig reactie. “Deze muziek hoort niet echt bij die radio hè”, zegt hij. “Dat was er toen nog niet. En wat vinden jullie dan van déze muziek?” Er volgt een popliedje van een hijgerige zangeres. De gezichten betrekken.
“U vindt het niks hè”, zegt de gespreksleider tegen mevrouw S. Ze schudt haar hoofd en hij vraagt of ze misschien kan vertellen waarom ze het niet mooi vindt. “Dat gegil hoeft voor mij niet,” zegt ze. “Het lijkt wel of ze geen adem kan krijgen”, vult haar buurvrouw aan. Maar meneer B. vindt het wél mooi. “Ik heb daar bewondering voor”, zegt hij, “IK kan niet zingen.” Hij vertelt dat hij vooral van opera houdt. Zijn moeder luisterde daar vroeger veel naar. Even later komt er een stukje ‘Carmen’ uit de radio. De meesten vinden dit ook gegil. Maar mevrouw S. geniet ervan. Bij een stukje Zuid-Amerikaanse carnavalsmuziek wordt geglimlacht. “Vrolijke muziek”, vinden een paar mensen, maar mijn vader schudt zijn hoofd. “Het is me te wild. Dat hoeft voor mij niet.”
Bij elke soort muziek vraagt de gespreksleider naar reacties en vaak komt er een opmerking over vroeger. “Elke tijd heeft z’n eigen muziek”, zegt iemand, en een ander heeft wel eens gehoord dat het uitmaakt waar je als heel klein kind veel naar luistert.
Het is leuk om deze mensen te horen praten, al is het meer een verzameling monologen dan een gesprek. Ze genieten er allemaal van, dat kun je zien.
Om kwart voor 12 lopen er voor het raam zusters met etenskarren voorbij en moet het gesprek afgerond worden. De radio wordt weer opgeborgen en langzaam staan mensen op en gaan de deur uit. Mijn vader blijft zitten in zijn rolstoel en ik vraag of hij mee gaat naar het restaurant. “Natuurlijk” zegt hij en als we daar zijn, vertelt hij over de fanfare, waar hij vroeger muziek maakte. Deze keer is het niet het verhaal dat ik ken, over zijn christelijke moeder die hem verbood om op zondag bij de fanfare te spelen. Vandaag vertelt hij me voor het eerst hoe leuk hij muziek maken eigenlijk vond.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Vogels voederen
Ik zit aan de keukentafel noten te kraken en ik denk aan de vogels. De kraaien en kauwtjes die net als ik in de herfst bij de plaatselijke n...
-
Het is ongeveer 10 kilometer fietsen naar Sanguin en voor alle zekerheid doe ik een regenjas aan. Als ik er bijna ben, begint het zachtjes...
-
Er ligt een klein, hemelsblauw eitje in de tuin. Helemaal gaaf ligt het op een onbegroeid stukje grond. Mijn eerste opwelling is, het op e...
-
“Maak er eens een wat mooiere opstelling van”, zegt dirigent W. De alten wat meer naar links ja, en de sopranen een beetje naar voren… Geh...
Bijzonder! Jouw verhaal voert mij terug naar een 'mannen-uurtje'. Een interview dat ik had met een groep Maas en Waalse, gemiddeld 85-jarige kerels. Oude gereedschappen voerden hen terug naar hun eigen jeugd en zware landarbeid. Zoals jouw pa zich zijn plezier in het maken van muziek herinnert, memoreerde een van hen het lekkere drie-slag ritme op de dorsvloer!
BeantwoordenVerwijderen