“Pa”, staat er als onderwerp boven de mail van m’n broer en ik voel een lichte ongerustheid als ik hem open. Er zijn toestanden met pa, meldt de mail; hij belde deze week te pas en te onpas om te klagen. Hij was pas om half 1 door de nachtdienst naar bed gebracht; ze lieten hem niet plassen voor het slapen gaan; hij zat in de huiskamer met de vervelendste huisgenoten. Hij wilde zo niet verder...
Ik bel mijn broer en zeg dat ik met de verzorging zal praten. En met pa.
Vrijdagmorgen zet ik me schrap voor een zware dag. Om elf uur loop ik door de gang van het verpleeghuis en ik zie hem al in de huiskamer zitten. Vorige week begon hij meteen te mopperen dat ze hem alleen aan tafel lieten zitten. Nu zegt hij niet zo veel. Als ik vraag of hij mee naar het restaurant wil om koffie te drinken knikt hij. “Ja! Want hier is het toch niks.”
Dan begint hij alsnog te klagen. Hij wordt hier gecommandeerd en ze laten hem maar praten en luisteren niet naar wat hij wil.
Bij een kop koffie probeer ik er achter te komen wat hem dwars zit, want tot vorige week was hij niet zo boos en ongelukkig. “Dat Bouterse-gedoe, daar hou ik niet van”, zegt hij.
Ik tel zwijgend tot tien en vraag of hij ruzie heeft met zwarte zusters?
“Eentje maar”, antwoordt hij en omdat hij weet hoe weinig ik van z’n racistische opmerkingen moet hebben, probeert hij onbeholpen te nuanceren. “Ze moeten me niet commanderen. Ik weet wel dat wij het vroeger bij hun ook gedaan hebben, maar we leven hier in een vrij land...”
Wij en hun.
Ik vraag of er ook aardige zwarte zusters zijn en die zijn er.
Geduldig vraag ik naar al zijn klachten en dan gaan we naar boven, waar ik zijn afdelingscoördinator R. opzoek en om een gesprek vraag.
Even later zitten we bij elkaar. We nemen het lijstje door van ergernissen en grieven, bedenken oplossingen en krijgen uitgelegd waarom sommige dingen gaan zoals ze gaan.
Het is een goed gesprek, waarin mijn vader serieus genoemen wordt en dat is waarschijnlijk ook waar alles om draait.
Als we uitgepraat zijn, ziet hij er wat tevredener uit. Voordat we weer naar beneden gaan om te lunchen geeft R. mij een hand. Tegen pa zegt ze: “Ik heb alles genoteerd meneer A. Gaat u nu lekker met uw dochter naar het restaurant?” Even legt ze een pikzwarte arm om zijn schouder en terwijl ik zijn rolstoel de gang in duw, lacht hij vriendelijk tegen haar.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Vogels voederen
Ik zit aan de keukentafel noten te kraken en ik denk aan de vogels. De kraaien en kauwtjes die net als ik in de herfst bij de plaatselijke n...
-
Het is ongeveer 10 kilometer fietsen naar Sanguin en voor alle zekerheid doe ik een regenjas aan. Als ik er bijna ben, begint het zachtjes...
-
Er ligt een klein, hemelsblauw eitje in de tuin. Helemaal gaaf ligt het op een onbegroeid stukje grond. Mijn eerste opwelling is, het op e...
-
“Maak er eens een wat mooiere opstelling van”, zegt dirigent W. De alten wat meer naar links ja, en de sopranen een beetje naar voren… Geh...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten