“HELP!”
Wanhopig trapte de jongen met zijn benen en tegelijk
klauwde hij met z’n vingers naar een droge graspol. Net buiten zijn bereik. Het
trappelen zorgde er alleen maar voor dat hij harder wegzakte in de zompige
poel. Hoe kon hij toch zo van het pad geraakt zijn? Hij probeerde zich te
herinneren wat hij geleerd had over overleven in het moeras.
Regel 1. Blijf rustig. Geen wilde bewegingen.
Maar terwijl zijn hersens regel 1 dachten, deden zijn
benen iets heel anders. Trappelend voelde hij zich steeds verder in de zuigende
modder zakken. Zou dit dan zijn einde worden? Hier, in dit kille, sombere
moeras?
Het is een zonnige dag en ik heb zin om naar buiten te
gaan. Dus fiets ik naar Nijmegen, waar ik wat spulletjes haal bij de Toko. Ik
loop nog even door de binnenstad en dan fiets ik weer terug. De rookpluim boven
de elektriciteitscentrale laat duidelijk zien waar de wind vandaan komt. Als ik
terug dezelfde weg neem als heen, moet ik een lang, kaal stuk tegen de wind in.
Ik besluit langs het industrieterrein te gaan. Misschien vang ik daar net wat
minder wind.
Zonnig is het niet meer. Het begint zelfs al een beetje
donker te worden, terwijl het pas even over vieren is. Een industrieterrein is
geen vrolijke plek om langs te fietsen. Ik vraag me af of dit beter is dan
tegenwind. Na de saaie rechte wegen hier, volgt een bocht en daar achter ligt
de vuilverwerking. Het fietspad daar langs is in de zomer best mooi. Er staan
bomen langs en een groot deel van de oude vuilnisbergen is in de loop van de
jaren veranderd in groene grasheuvels. Alleen als de wind verkeerd staat, ruik
je de muffe vuilnisgeur.
Vandaag stinkt het niet. Maar een lieflijke omgeving kun
je het beslist niet noemen. Langs het fietspad is het afgelopen voorjaar een
stuk van het smalle slootje uitgebaggerd tot een ondiepe plas. Het water is nu
zo ver gezakt dat er een soort moeraslandschap is ontstaan. Terwijl ik er langs
fiets, komt er een duister verhaal in mijn hoofd op. Moerassen heb ik altijd
een beetje griezelig gevonden.
Er klinken krassende geluiden die goed passen bij een
troosteloos moeras. In de kale bomen langs het pad zitten grote groepen kraaien,
die steeds als er een auto langskomt opvliegen en dan weer in een andere
formatie op de takken terugkeren. Een zwart patroon tegen de lichtgrijze lucht.
Ik stop even om een foto te maken en daarna fiets ik snel door.
Het verhaal in mijn hoofd gaat niet verder. Jammer voor
de jongen in het moeras. Hij wordt niet gered. Maar verder weg zakken doet ie
ook niet. Als ik er op een zonnige dag weer langs kom, zal ik hem we een lang
en gelukkig einde geven. Nu ga ik vlug naar huis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten