maandag 18 juni 2012

Rijbewijs

“Mam, kijk!” Trots houdt mijn dochter het roze kaartje omhoog. Haar rijbewijs. Ze is een paar dagen thuis voor mijn verjaardag en ik heb beloofd haar naar het vliegveld te brengen voor een aansluitende vakantieweek in Polen. “Mag ik dan zelf rijden naar Eindhoven?” Voor alle zekerheid wil ze vandaag even oefenen, want onze auto is natuurlijk anders dan de lesauto waarin ze tot nu toe gereden heeft. Onwennig zit ze achter het stuur. “Wat voelt dat gek”, zegt ze, “nu moet ik het allemaal zelf doen, zonder dat er iemand kan ingrijpen.” Voorzichtig draaien we achteruit de oprit af en bij het schakelen van de eerste naar de tweede versnelling schokken we de straat door. “Sorry hoor, maar bij de lesauto hoefde ik veel minder gas te geven.” “Het went wel”, zeg ik. “Daarom rij je toch juist vandaag, om te oefenen.” We kiezen een doel in Nijmegen en daar gaan we. Onverschrokken gaat ze de snelweg op en ze volgt keurig de aanwijzingen van de tomtom. Maar in de stad is het lastiger. Het schakelen heeft ze nog niet zo goed in de vingers, of liever gezegd in de voeten, en na elk stoplicht is het optrekken een uitdaging. Voor een druk kruispunt slaat de motor af. “Shit!” Nijdig draait ze het contactsleuteltje om en kijkt een beetje zenuwachtig in de spiegel. Een stukje achter ons staat een politie-auto. Van schrik laat ze de motor nog eens afslaan en als bij het volgende kruispunt een tegenligger een rare bocht maakt, gebeurt het voor de derde keer. “O help, nou houden ze me natuurlijk aan”, zucht mijn dochter terwijl de auto weer een schokje maakt naar de derde versnelling. En jawel, in de spiegel ziet ze dat de politie haar sommeert aan de kant te gaan. Met een diepe zucht laat ze het raampje zakken. Een jonge agente komt naar haar toe en E. vertelt verontschuldigend dat ze nét haar rijbewijs heeft gehaald en voor het eerst in deze auto rijdt. De agente glimlacht begrijpend, maar wil wel weten op wiens naam de auto staat. Ze voert iets in op haar handcomputer en bekijkt het gloednieuwe rijbewijs. Dan knikt ze dat het goed is en wenst E. succes. Die zit met het zweet in haar handen achter het stuur. “Ik wacht wel tot ze weg zijn”, zegt ze benauwd, maar dat lijkt me geen goed idee. We staan op het fietspad. “Goed dan”, zorgvuldiger dan ooit rijdt ze weg en schakelt soepel naar de tweede versnelling. Een paar honderd meter verder rijdt ze foutloos over het engste verkeersplein van de stad en als we bijna thuis zijn oefent ze op een rustige plek nog tien keer het terugschakelen voor een bocht. Als ze onze eigen oprit op rijdt, doet ze dat zo voorzichtig dat de motor midden in de draai afslaat. “Pffff, mam, wil jij het laatste stukje even doen?” Ze stapt uit om plaats voor me te maken en ik zet de auto nog vijf meter vooruit. Een beetje bedrukt loopt ze naar binnen, maar vijf minuten later vertelt ze lachend aan de thuisblijvers wat we onderweg beleefd hebben. “Nou heb ik weer wat geleerd”, zegt ze. “Hoe je aan de kant moet gaan staan als de politie je aanhoudt!”

1 opmerking:

  1. Leuk verhaal!
    Het roept mijn eerste zelfstandige ritje in herinnering. Dat ging in mijn eerste eigen autootje: een tigstehand (?) kever (saai donkerblauw, die ik al heel snel total loss reed!) De tweede rit ging naar Aurora, om mijn vader en moeder naar hun klaverjasavondje te brengen, hoefden zij niet op de fiets!

    BeantwoordenVerwijderen

Verdriet

In mijn droom ben ik een weekend met familie op vakantie. Een vaag gezelschap, waarvan ik vooral mijn moeder meemaak. Ik sta samen met een p...