“Dag, veel succes vandaag”.
Ik hoor de auto starten en wegrijden en ik ben alleen. Het
is zeven uur in de morgen en ik ben een heel klein beetje zenuwachtig. Vandaag
ben ik alleen in huis. Het is mijn eigen, vertrouwde plek, maar er waart een monstertje
rond dat heet ‘Kannietbij’. In mijn rolstoel of met krukken zijn veel plaatsen
in huis op dit moment onbereikbaar voor mij. Bijvoorbeeld de bovenverdieping,
waar mijn kleren liggen. En de kopjes en glazen
in een hoge keukenkast. En dingen die op de grond vallen.
Daarom heb ik van te voren een lijstje gemaakt met dingen
die ik absoluut binnen handbereik moet hebben. Bovenaan staat natuurlijk mijn
telefoon: lijntje met de buitenwereld. Ook heb ik voor alle zekerheid aan mijn
vriend W. gevraagd of hij in noodgevallen bereikbaar is vandaag.
Welke noodgevallen? Nou ja, er kan niet zo veel mis gaan,
maar het is gewoon de eerste keer sinds ik uit het ziekenhuis ben, dat er een
hele dag niemand om me heen is.
De auto is de straat uit en ik manoeuvreer me vanaf de rand
van het bed in de rolstoel. Er liggen schone kleren klaar en een handdoek en
washandje om me bij het aanrecht te wassen. Maar eerst rol ik even naar de
achterdeur en kijk naar buiten. Het is een bewolkte zomerdag. In de tuin doen
merels zich tegoed aan de laatste rode besjes die we voor ze hebben laten
hangen. Op een tuinstoel dicht bij de deur ligt een dik kussen voor me. Naar
buiten kan alleen met krukken en ik heb nog geen manier kunnen bedenken om zo’n
kussen dan te transporteren.
Ik draai om en rij terug naar de keuken, voorzichtig
meebewegend met mijn voeten; dat mag. Aan mijn rechtervoet zit een sok. Ook al
uit voorzorg omdat ik gisteren koude voeten had en geen manier weet om zelf een
rechtersok aan te trekken. Uit kan wel.
Een tijdje later zit ik fris gewassen op een rechte stoel
aan tafel achter mijn computer. Een zonnestraal komt door de wolken. Ik heb de
hele dag voor me, laat ik beginnen met een blogje…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten