Amsterdam en Honolulu zijn de enige twee plaatsen buiten
Aziƫ van waaruit een rechtstreekse vlucht naar de Japanse stad Fukuoka gaat; we
hebben dus geluk. Van Schiphol naar Fukuoka is het ongeveer 10 uur vliegen,
maar omdat de klok daar zeven uur voorloopt op de Nederlandse, doen we er
officieel 17 uur over. Ons vliegtuig vertrekt om 3 uur ’s middags en komt om 9
uur ’s morgens aan.
Ik was bang dat het erg moeilijk zou zijn om onze weg te
vinden in een land waar zelfs de letters op borden onleesbaar zijn, maar het
valt mee. De meeste namen van straten en wijken staan niet alleen in Japanse
tekens, maar ook in gewone letters vermeld. Mijn dochter E. is een doorgewinterde reiziger en ziet overal heel snel waar we heen moeten en hoe het werkt. Heel handig, al vind ik het soms jammer dat ik zo nauwelijks de gelegenheid krijg om zelf iets uit te zoeken, wat toch een deel van de charme is van een verre reis. De eerste dag is het vooral prettig.
E. vindt voor ons de bus die we moeten hebben. Instappen in een Japanse bus gaat niet voorin, maar door de zijdeur. Daar trek je een bonnetje waarop het nummer van de halte staat. Het tarief is afhankelijk van hoeveel haltes je meerijdt. Bij de voordeur stap je uit, nadat je betaald hebt. Dat doe je contant in een busje bij de chauffeur. Heb je niet genoeg muntjes om gepast te betalen, dan kun je voorin elke bus een biljet van 1000 yen wisselen. Je schuift het papiergeld in een machine en er vallen rinkelend tien munten van 100 yen uit.
Terwijl de bus rijdt, mompelt de chauffeur voortdurend in zijn microfoontje. Later komen we er achter dat hij niet alleen alle haltes noemt, maar ook vertelt wanneer we linksaf of rechtsaf slaan en wanneer we na een stoplicht weer gaan rijden. Bij de haltes bedankt hij elke passagier die betaalt en uitstapt. Het is een ritueel dat zich steeds zal herhalen als we ergens met een bus naartoe gaan.
We stappen uit bij station Tenjin, waar we hebben
afgesproken met onze zoon die al twee maanden in deze stad studeert. Hij zal op
ons wachten bij het Tourist Information Centre. We zijn later dan we hadden
ingeschat, maar gelukkig vinden we hem. Dan gaan we op zoek naar het hotel om
onze koffers daar af te leveren.
Het hotel dat we geboekt hebben blijkt een gouden greep. Het ligt op een centrale plek maar wel in een rustig straatje en zeker voor Japanse begrippen zijn de kamers heel ruim. We verbazen ons over de superdeluxe toiletten met verwarmde bril, de mogelijkheid om je achterste met een gerichte waterstraal te reinigen en een fonteintje met kraan boven het waterreservoir, waardoor je je handen kunt wassen met het water voor de volgende doortrekbeurt. En dat terwijl we deze weken ook wc’s zullen tegenkomen waar je gehurkt boven een gat in de vloer zit.
Zonder bagage lopen we een tijdje rond door Fukuoka. We gaan
ergens zitten om te lunchen en nemen de trein naar het stadsdeel waar J. in een
soort studentenhostel woont. Als we langs de receptie lopen, wordt hij blij
begroet door een Japans meisje, dat verrast zijn naam roept en dan iets in het
Japans dat zoiets moet betekenen als: ‘wat leuk dat je familie je op komt
zoeken’. Zijn kamertje is een kleine cel met niet veel meer dan een bed, een
tafeltje en een kast. Maar er is ook een gemeenschappelijke ruimte. Hij laat
ons de keuken zien en een recreatieruimte.
Deze eerste dag eten we in een klein restaurantje dat J.
voor ons uitzoekt. De kaart is alleen in het Japans, maar dat is geen probleem
met onze eigen tolk erbij. Na het eten beginnen onze ogen een beetje dicht te vallen.
Na een dag met zeven extra uren is het tijd om het harde bed van ons hotel uit
te gaan proberen. We zijn zo moe dat we er heerlijk op slapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten