Katten vind ik meestal leuk. Salomon van de overkant, die eigenlijk Diesel heet, is bij ons kind aan huis en zijn vriend Guus was ook welkom. Maar de oude Guus is een tijdje geleden overleden en nu hebben zijn baasjes twee nieuwe katten. Een bescheiden, langharige witte en een brutale kleine zwart-wit gevlekte: Milo.
Milo is best grappig, maar helaas heeft hij een grote voorliefde voor onze moestuinbakken. Toen er nog niet meer in stond dan een paar kleine plantjes, in afwachting van opkomende kiempjes, besloot Milo dat dít zijn kattenbak was. Natuurlijk was ik het daar helemaal niet mee eens. Juist bij de groenten vind ik kattenpoep buitengewoon smerig. Er begon dus een strijd, die ik grotendeels gewonnen heb, maar nog niet helemáál.
Met scherp gepunte bamboestokken in de aarde en lange bamboestokken in een ruitpatroon over de bak, probeer ik de kat uit de bakken te houden. Het ziet er een beetje bloeddorstig uit. Toen J. de constructie zag, zei hij verbaasd: ‘Hé, punji sticks.’ Zo werden in de Vietnamoorlog boobytraps gemaakt.
Mijn bedoeling is vreedzamer. Ik wil liever niet dat er iets of iemand gespietst wordt, alleen dat Milo wegblijft. Het werkt bíjna. Comfortabel poepen gaat zo niet, maar er doorheen sluipen wel, zag ik een paar dagen geleden. Het blijft voor hem een interessante hoek van de tuin, misschien ook omdat er vaak vogels in de braam zitten, die tegen de schutting groeit.
Toen vanmorgen van één van mijn tomatenplanten de top jammerlijk was afgebroken, was ik ervan overtuigd wie de schuldige was. Ik kan het niet bewijzen, maar als Milo in de buurt van de groentebakken komt, jaag ik hem sissend en handenklappend weg. Ik verbeeld me dan ook dat ie me altijd een beetje vuil aankijkt als we elkaar tegenkomen.
En vooral na die kapotte tomatenplant is dat wederzijds.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten