Het is zo’n dag waarop de vogels extra hard zingen. Wel
zacht, maar niet zonnig; er hangt regen in de lucht. Maar volgens de
weersverwachtingen komen de buien pas in de loop van de middag en we gaan tóch
fietsen vandaag.
We hebben een route uitgestippeld naar Veenendaal. Daar
vandaan gaan we met de trein terug naar
Nijmegen. De laatste kilometers naar huis doen we dan weer op de fiets.
Het weer houdt zich aan de afspraak en we zijn er bijna als
het zachtjes begint te regenen. Echt nat zijn we niet als we bij station
Veenendaal-De Klomp aankomen. Terwijl we dagkaarten voor onze fietsen uit de
automaat halen, zien we de trein naar Nijmegen vertrekken. Nou ja, we hebben
geen haast. Op een bankje eten we een appel en wachten tot er weer een trein
komt.
Na een tijd horen we de bel van de spoorwegovergang en zien
in de verte een trein naderen. “Nou al?” We lopen naar de fietsen, maar zien al
gauw dat deze sneltrein ons stationnetje voorbij zal razen. Op het moment dat
de trein ons passeert hoor ik een klap. Voor onze neus vliegt een wolk van
witte confetti de lucht in. Het wit dat om ons heen naar beneden dwarrelt, zijn
donsveertjes.
“Ach, een vogel.”
We kijken naar de veren en zien dat er bloedspatten op
zitten. Ook onze fietsen zijn besmeurd, en er zitten bloederige sliertjes op.
Ingewanden. Over een afstand van een meter of tien vinden we restjes van de
aangereden vogel terug. Aan de veren te zien, was het een duif. Als we met
fietsen en al een stukje bij het bloedbad vandaan lopen, zien we verderop in
een bosje dat dat klopt. Er is niet veel van de vogel over.
Met blaadjes van de haagbeuk vegen we voorzichtig en gruwend
de rode smurrie van onze fietsen. “Stel je voor dat het een mens was”, zegt H.”
Hij werkt in de psychiatrie en kent de plekken waar wanhopige patiënten soms
voor de trein springen. Ik wil het me niet voorstellen. Zo’n duif is erg
genoeg.
In de trein naar Nijmegen zitten we op klapstoeltjes naast
onze fietsen. Ik zie nog wat opgedroogde rode vegen op mijn velgen en neem me voor
om de fiets thuis helemaal schoon te poetsen. Een goed uur later drinken we
koffie in onze eigen achtertuin. Het is inmiddels weer droog en de planten
staan er na de bui fris bij. Om ons heen zingen de vogels om het hardst. In een
struik koert een opgewekte, levende duif.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten