Zojuist heb ik koelbloedig de sporen uitgewist van een moord. Nu het na dagen grauw en grijs regenweer een ochtend droog was, zag ik mijn kans schoon. Langs het smalle paadje tussen dichte begroeiing door, liep ik naar de kano. Ik vermoedde dat die inmiddels vol water zou staan en ja, de boot was met zeker honderd liter schoon regenwater gevuld. En op de voorste punt lagen de overblijfselen van wat een brute moord moet zijn geweest.
Zacht grijze donsveertjes plakten aan de natte boot en als
ik nog dacht dat het gewoon wat verloren dons was, hielp een bloederig grijs
klompje me uit de droom. Welke moordenaar was hier aan het werk geweest? Een
buizerd misschien? Of gewoon een zwart-witte ekster waarvan er altijd wel een
paar lawaaierig kekkend in de buurt rondhangen? Ik zal het nooit weten.
Eerbiedig plensde ik het stoffelijk overschot met een emmer
helder water van mijn kano. Daarna hoosde ik de liters uit de boot, waarbij af
en toe een liter over de punt ging om de laatste veertjes te verwijderen. Terwijl de zon steeds warmer wordt, ligt de boot nu weer
droog en schoon aan z’n twee touwen te wachten tot er gevaren gaat worden.
Alsof er nooit een vreselijke moord heeft plaatsgevonden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten