Het stationsgebouw in Vorden staat te koop. (Vorden? Jawel, toen we na zes dagen fietsen in Vlissingen waren namen we de trein terug omdat H. op de 15e naar een feestje móest. Na een dag treinen en een dag pauze begonnen we opnieuw aan de ronde van Nederland, maar dan de andere kant om.)
En nu zijn we dus in Vorden, waar we vlakbij een klein stationnetje in hotel De Gravin van Vorden verblijven. ‘Is het echt te koop?’ Vraag ik, ‘maar er rijden toch nog gewoon treinen.’
We lopen naar het station toe. Pal ervoor staan een paar kleine Connexxion bussen bij de bushalte. Langs de zijkant lopen we naar het spoor. Op het perron achter het gebouw staan wat mensen op de trein te wachten.
We zien kapotte raampjes en in de zijmuur een lange scheur. Hier is een hoop werk aan te doen. We fantaseren over wat je met zo’n gebouw zou kunnen doen. Veel mogelijkheden vallen af, zo ingeklemd tussen het spoor en een busstation.
Twee mannen in uniform slenteren in onze richting. Ze blijven staan bij een buitenkraan waar de ene uitgebreid zijn handen wast. ‘Dat gebouw staat ook al een tijd leeg hè,’ zegt hij tegen z’n maat.
Wij lopen langs hen terug naar de straat. ‘We doen het toch maar niet’, zegt H. En als de mannen hem verbaasd aankijken:’We hebben besloten om het toch maar niet te kopen.’ Ze lachen:’Het is anders een lekker ruim gebouw’. ‘Ja’, zeg ik, ‘maar met een trein in je achtertuin en een bus in je voortuin.’ ‘Nou,’ knikken ze, ‘Het is wel goed bereikbaar.’
Dan klinkt een luide bel. Ergens vlakbij gaan de spoorbomen dicht en er komt een trein aan denderen. O ja, dat krijg je er ook nog bij. Grinnikend lopen we door naar de Gravin van Vorden. Een gebouw dat we ook niet willen kopen maar waar we vannacht wel lekker gaan slapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten